
Jurisprudentie
BG8614
Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807502/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807502/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 19 augustus 2008, no. 2008/32093, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren (hierna: burgemeester en wethouders) bij besluit van 2 januari 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Woning Dorpsstraat-Slekkerstraat, Pey".
Uitspraak
200807502/2.
Datum uitspraak: 24 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2008, no. 2008/32093, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren (hierna: burgemeester en wethouders) bij besluit van 2 januari 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Woning Dorpsstraat-Slekkerstraat, Pey".
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 december 2008, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. M.A.J. Roelands, advocaat te Etten-Leur, en ing. R.M.L. de Koning, werkzaam bij de firma Grontmij, is verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door M.L.M. Eijpe, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [eigenaren] van het perceel [locatie 1] te [plaats].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de bouw van een woning aan de [locatie 1], direct naast de woning van [verzoekers] aan de [locatie 2]. Het college heeft dit plan op 6 maart 2007 goedgekeurd, welk besluit door de Afdeling bij uitspraak van 30 januari 2008, no. 200702861/1 is vernietigd. Hiertoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.
2.4.3. Wat betreft de vrees van appellanten dat zij op hun perceel wateroverlast zullen ondervinden, heeft verweerder zijn standpunt ter zitting aldus toegelicht dat ten aanzien van de afvoer van hemelwater door Envicon Solutions een infiltratieonderzoek is verricht op grond waarvan de conclusie is getrokken dat door de bouw van de nieuwe woning op het perceel wat betreft de waterhuishouding geen knelpunten zullen ontstaan.
In hun beroepschrift en ter zitting hebben appellanten naar voren gebracht dat het perceel in verband met de voorgenomen bouw van de woning zal worden opgehoogd. De vertegenwoordiger van het gemeentebestuur heeft dit ter zitting bevestigd en heeft te kennen gegeven dat het perceel zal worden opgehoogd tot het niveau van de Dorpstraat.
Onbestreden is dat het perceel van appellanten lager ligt dan de naburige gronden die grenzen aan de zuidelijke en westelijke zijde en ook lager dan de Slekkerstraat die aan de oostzijde van het perceel van appellanten ligt en waarop het perceel van appellanten is ontsloten. Bij overvloedige regenval doet zich de mogelijkheid voor dat de riolering het water niet voldoende kan afvoeren. Het perceel van appellanten stroomt thans af via het perceel aan de noordelijke zijde waarop het voorliggende wijzigingsplan betrekking heeft. Buiten geschil is dat deze afvoermogelijkheid komt te vervallen in het geval het perceel in verband met de voorziene bebouwing wordt opgehoogd tot evenbedoeld niveau. Het is niet uitgesloten dat hierdoor op het perceel van appellanten wateroverlast ontstaat. Genoemd onderzoek van Envicon biedt hieromtrent geen duidelijkheid, omdat het uitsluitend betrekking heeft op het perceel waarop de nieuwe woning is voorzien. In verband met het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder in zijn besluit onvoldoende aandacht heeft besteed aan bedoeld bezwaar van appellanten en dit bezwaar onvoldoende heeft weerlegd.
2.3. Ten behoeve van het tweede besluit omtrent goedkeuring hebben burgemeester en wethouders onderzoek laten verrichten door Oranjewoud. Hierin wordt voorgesteld om ter plaatse van het plangebied een afzonderlijk hemelwaterriool te realiseren en de kolk voor de woning van [verzoekers] af te koppelen van het bestaande riool (variant A). Blijkens het onderzoek wordt hiermee voorkomen dat verdund afvalwater zal uittreden. Indien de maatregelen zoals voorgesteld onder variant A onvoldoende mochten blijken, dan kunnen meerdere kolken worden afgekoppeld van het transportriool en worden aangekoppeld aan het hemelwaterriool (variant B). Hiermee wordt blijkens het rapport van Oranjewoud de aanvoer van hemelwater nog verder verminderd.
2.4. Het college betoogt dat de voorgestelde maatregelen volgens het rapport van Oranjewoud in een adequate oplossing voorzien om wateroverlast op het perceel van [verzoekers] te voorkomen. Het college heeft daarbij verder in aanmerking genomen dat de voorgestelde maatregelen de instemming hebben van het waterschap Roer en Overmaas en dat de uitvoering van de maatregelen is gewaarborgd via enerzijds een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaren van het perceel aan de Dorpstraat 2c en anderzijds via de gemeente Echt-Susteren.
2.5. [verzoekers] betogen onder meer dat het onderzoek van Oranjewoud ten onrechte nog steeds uitgaat van een ophoging van het plangebied, terwijl naar hun mening onvoldoende is onderzocht waarom de woning niet kan worden gebouwd op dezelfde hoogte als hun eigen woning waarbij wateroverlast in het geheel kan worden vermeden. Wat betreft het onderzoek van Oranjewoud verwijzen [verzoekers] naar twee, in opdracht van henzelf opgestelde, deskundigenrapporten van PRC en Grontmij, waaruit volgens hen blijkt dat de door Oranjewoud voorgestelde oplossingen onvoldoende zijn omdat deze zich beperken tot maatregelen die betrekking hebben op wateroverlast als gevolg van neerslagwater. Volgens verzoekers blijkt uit de rapporten van PRC en Grontmij dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om wateroverlast te voorkomen van hemelwater op hun perceel dat, na ophoging van het plangebied, niet meer vrij kan afstromen naar de Roterbeek.
2.6. De voorzitter overweegt dat de conclusies uit het onderzoek van Oranjewoud gemotiveerd worden bestreden door de door [verzoekers] ingediende deskundigenrapporten van PRC en Grontmij. De voorzitter is van oordeel dat deze procedure, anders dan de bodemprocedure, zich niet leent voor een beoordeling van de overgelegde deskundigenrapporten. Teneinde onomkeerbare gevolgen voor de afloop van de bodemprocedure te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Het in het proceskostenformulier vervatte verzoek van [verzoekers] om vergoeding van de kosten voor het opstellen van het deskundigenrapport door PRC wordt niet ingewilligd, daar het rapport van Grontmij en de ter zitting meegebrachte deskundige van Grontmij reeds van voldoende betekenis zijn geweest voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 19 augustus 2008, kenmerk 2008/32093;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.299,00 (zegge: tweeduizend tweehonderdnegenennegentig euro), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Limburg aan [verzoekers] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Limburg aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van der Sluijs, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Sluijs
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008
461.